‘Sprookje met pijn in het hart’ geschreven door Flory Neter.
Een sprookje van verdriet
Heel ver achter de bergen waar de wind giert en waar het water in enorme golven de kust teistert, ligt aan de monding van een landinwaartse stroom, Mokum. Een plaats, die trots is uitgegroeid tot een vesting, die ook stormen en de tand des tijds heeft doorstaan. Niet in chronologische volgorde vermeld, werd Mokum gekweld door gevechten tegen water, door grote branden, godsdienstoorlogen, wisselingen van politieke belangen, een opstand tijdens de kroning van een koningin en ook door golven van misdaad.
Deze kwelling doorstaan hebbend, groeide Mokum uit tot een van de mooiste en tolerantste steden op deze aarde. Grachten en grachtenpanden, weliswaar verdiend met zaken die het daglicht niet echt kunnen verdragen, zijn als een Rolex voor oog en ziel: prachtig maar niet gespeend van protserigheid.
Maar ook de stad, die vorm kreeg achter de grachten en die zich steeds verder uitbreidde naarmate het aantal inwoners groeide, werd tot een gemeenschap waar de tegenstellingen zich in relatieve vrijheid verhielden.
Tot het moment dat een buurland de zon niet meer kon zien schijnen in het land waarvan Mokum het hart was. En zo kon het gebeuren dat zich een ramp voltrok en een groot deel van haar burgers werd uitgemoord. Toen was het ook gedaan met vrijheid en tolerantie jegens elkaar. Bijna van de ene dag op de andere werden burgers verraden en uitgeleverd aan de vijand; er werd zelfs verdiend aan deze uitleveringen. Mokum kreunde onder deze misdaden, gepleegd in haar binnenste. Een groot verdriet maakte zich van hem meester om uiteindelijk vast te stellen dat zijn grote liefde voor eeuwig verloren was gegaan.
Na deze ramp werd het nooit meer als voorheen. De getroffen bevolkingsgroep bezweek bijna onder de kwellende pijn van haar verraadde en verloren familie. Desondanks droeg deze groep magistraal bij aan de wederopbouw, kreeg kinderen en leek aan de buitenkant geheeld. Het was zoals de circusdirecteur Blanes ooit zei: “Van binne mot je komme”. Aan de buitenkant is niets zoals het lijkt.
In deze schijnwereld en ontdaan van haar ziel ging Mokum na deze ramp onvermijdelijk verder.
Mokum werd groter en groter, en het bewonersaantal verdrievoudigde. Mokum klampte zich vast aan haar roemruchte verleden maar voelde zich niet meer thuis in zich zelf. Zijn eigen geschiedenis kan niet meer worden verteld en doorgegeven. Hij voelt zich verworden tot een stenen huls waar zijnr eigen veiligheid niet langer kan worden gegarandeerd. Uiteraard werd Mokum altijd al geregeerd door de mores van de tijd en uiteraard waren daar altijd bewindvoerders die zich wentelden in de veiligheid van de door henzelf gecreëerde macht. En zo verzucht Mokum: “Het is vandaag de dag niet anders.”
Mokum heeft de strijd voor gelijke berechtiging voor mannen en vrouwen aan zich voor bij zien trekken en hoopte altijd al stiekem dat hij ooit zou worden bestuurd door een vrouw. Dan immers zou alles anders worden. Een moeder zou dan de burgers besturen en zou evenveel van al haar kinderen houden. Ze voelt misschien meer verwantschap met het ene kind maar ze zal het andere kind nooit ongelijk behandelen. Althans dat waren de filosofieën van Mokum.
De werkelijkheid werd anders.
In een stad nog dichterbij de zee wordt een meisje geboren zo schattig en charismatisch dat zij, eenmaal volwassen, de kansen die haar werden geboden door zich politiek te engageren, met begerige handen grijpt.
Zoetgevooisd weet zij, in het bestuur van het land waarin Mokum een stad is, omhoog te stijgen als warme lucht. In deze weldaad van warme en zoetgebakken lucht grijpt zij de ambtsketen van burgermeester, waarna zij zich net als een ‘Bijenkoningin’ de grootste van de stad waant.
Mokum ziet het aan, huilt zilte tranen en bedenkt dat er op zilte grond nog nooit iets vruchtbaars heeft gegroeid.
Omhoog gestuwd door het groen ter linker zijde van het politieke spectrum en politiek geïnfecteerd door de ideologie van terroristen die als een zandstorm over Mokum giert, vergeet zij, dat zij als Bijenkoningin van de stad een onafhankelijke functie heeft. Het gif, gedragen door een zandstorm en met een gedaante van medemenselijkheid dat pretendeert het volk te beschermen, heeft slechts een doel: ‘Vergiftig de samenleving, spuit vitriool in de geesten van brave en vredelievende mensen om ze aldus te muteren in een ontembare horde.’ En dat lieve mensen ter meerdere glorie van macht en welgevulde geldbuidels.
En zoals altijd gebeurt, krijgt de verkeerde de schuld. Zo ook in Mokum. De Bijenkoningin heeft zo haar voorkeuren. De ene dar is de andere niet.
Zo kwam het dat kinderen van de getroffen bevolkingsgroep die ooit bijna was bezweken onder de kwellende pijn van haar verraadde en verloren familie, tachtig jaren later een museum opende ter nagedachtenis aan al die duizenden mensen die waren weggevoerd en uitgemoord. En wederom kon het gebeuren dat de Bijenkoningin net zoals de foute burgemeester Edward Voute, Mokum kwetste tot op de palen waarop hij is gebouwd.
Wat gebeurde, was dat ook nu burgemeester Bijenkoningin luisterde naar de ‘Survival of the loudest’. Zwakhartigheid dus van haar en haar stadsbestuur. Zij maakte de onvergefelijke fout om een voorspelbare actie van pure intimidatie, in het belang van de terrorist, te benoemen als ware het een demonstratie. Zo werd grove intimidatie gefaciliteerd over de rug van de toch al zo gekwetste bevolkingsgroep.
Om dit achteraf goed te kunnen praten, verzint zij verhaaltjes, zo doorzichtig dat zij er geen enkele twijfel over laat bestaan wie zich kan koesteren in het licht van haar grootsheid. Onder het mom van ‘recht op demonstratie’ heeft ‘intimidatie’ vrij spel gekregen!
Er werd gescholden, er werd bedreigd, er werd op schandelijke wijze misbruik gemaakt van al het goede dat Mokum heeft te bieden; er werd schade toegebracht aan het flinterdunne geloof zich te kunnen koesteren in de veiligheid die Mokum zo graag zou willen bieden.
Gedwongen door politieke ontwikkelingen elders breidt Mokum zich ogenschijnlijk gastvrij uit. De Bijenkoningin bestuurt voort op de wonden die zij veroorzaakte. Zij mag zich erop verheugen dat zij weer voor een periode van zes, veel te lange jaren de bijenkorf mag verblinden met haar charmes. Mokum hoopt echter op betere tijden.