NS en smartengelden
Gevolgen van NS-beleid in WO-II
Kort na de oorlog rees binnen de gedecimeerde Joodse gemeenschap in Nederland de vraag hoe de Nederlandse Spoorwegen de opdracht van de Duitsers hadden kunnen accepteren, om Joden te vervoeren naar Westerbork, en van Westerbork naar de Duitse grens. De verwondering en het verwijt lagen voor de hand. Allereerst omdat de spoorwegen een cruciale radar vormden in de vervolgingsmachine, en ook omdat dit traject van de vervolging (het vervoer naar Westerbork, de aanleg van een treinlijn naar Westerbork) met Joods geld was betaald. Maar de kwestie was bovenal verbonden met fundamentele vragen van Joodse Nederlanders over hun identiteit en veiligheid. Wat was de status van de Joden in de Nederlandse samenleving? Hoorden ze werkelijk bij het Nederlandse volk? Terwijl de treinen zonder protest waren ingezet voor het gedwongen transport van Joden, besloten de NS in september ’44, na een oproep van de Nederlandse regering in ballingschap, om het netwerk stil te leggen, op een paar treinen na, die naar Westerbork. De NS bleken in staat en bereid om de dienstverlening aan de Duitsers te weigeren, maar niet als het ging om het lot van de Joodse Nederlanders. Bij een groot aantal Sjoa-overlevenden manifesteren zich tot vandaag de dag symptomen van het posttraumatisch stresssyndroom. Ze voelen zich depressief en angstig, ze gaan door het leven met een sterk gevoel van boosheid en onvrede, ze hebben nachtmerries, lijden aan slapeloosheid, extreme gespannenheid of aan psychosomatische klachten. Veel Nederlanders zijn geneigd te denken dat oorlogstrauma het gevolg is van ervaringen in werk- of concentratiekampen, waar Joden zichzelf onder extreme omstandigheden in leven moesten houden. Oorlogstrauma, in die visie, is het gevolg van honger, dorst, afmatting, geweld, ziekte, en de voortdurende onveilig- en onzekerheid, ofwel trauma is het gevolg van de instrumenten die de Duitsers inzetten om de Joden uit te roeien. Maar voor veel overlevenden ligt de oorzaak van het trauma veel dichter bij huis. Het zijn de ervaringen in eigen land, het verlies van het vertrouwen in de medemens, het gevoel van verraad door dorps-, stads- of landgenoten, die henvoor het leven hebben geschaad. Het waren Nederlanders die Joden bij de Duitsers aanbrachten, het waren Nederlanders die Joden voor deportatie ophaalden van huis, en het waren Nederlanders die, geconfronteerd met de verbanning van een deel van de bevolking, onverschillig en passief bleven. Bijna honderd keer keek een treinmachinist toe hoe veewagons werden volgestouwd met vrouwen, mannen, hulpeloze kleine kinderen, zieken en oude van dagen op brancards, en bijna honderd keer startte deze machinist de motor en bracht de trein in beweging. De Nederlandse Joden, die zich eeuwenlang in Nederland veilig, geintegreerd en geaccepteerd waanden, die als staatsburgers al hun plichten vervulden en dachten ook de rechten te hebben die deze status met zich mee brengt, werden plotseling met een nieuwe werkelijkheid geconfronteerd. Het gevoel van erbij horen bleek een illusie te zijn. Pedagogen en psychologen leggen ons uit dat de opvoeding van kinderen aan drie elementaire voorwaarden moet voldoen: het kind respecteren, een veilige omgeving bieden, en het kind een gevoel van eigenwaarde bijbrengen. De Joodse Nederlanders, baby’s en volwassenen, verloren met het uitbreken de oorlog deze drie grondslagen van het bestaan. Ze werden gedenigreerd en gekrenkt, ze verloren hun gevoel van eigenwaarde en hun vertrouwen in de medemens. Hun gevoel van veiligheid werd abrupt geschonden.Van veel Sjoa-overlevenden zijn de funderingen wankel. Op jonge leeftijd, soms zelfs op zeer jonge leeftijd, bevonden ze zich voor een lange periode in een onzekere, onveilige en steeds wisselende omgeving, en kregen te maken met omstandigheden en verschijnselen die zonder begeleiding voor kinderen niet of nauwelijks zijn te hanteren: constante dreiging, honger, ziekte, dood, onthechting en ontworteling.Onder Sjoa-overlevenden bestaat veel leed, juist nu, 75 jaar na de Sjoa. Waarom is dat? Op oudere leeftijd, haalt het verleden de overlevenden in. Juist op een leeftijd waarop ze veel andere verliezen lijden (van mensen, vermogen, functies, maatschappelijke relevantie), komen bij overlevenden de vroegere verliezen naar boven. Er is sprake van herbeleving van ervaringen uit die zwarte periode.Sjoa-overlevenden hebben vaak moeite de ander te zien en te begrijpen. Tegelijkertijd hebben ze moeite hun eigen wensen te uiten. Ze zijn meestal bijzonder gevoelig, maar hebben zichzelf aangewend nooit iets te vragen, niets te willen, niet te huilen en zich in te houden. Het is alsof ze nog niet helemaal zijn bevrijd. Hun onderdrukte emoties komen op een ongepaste manier en op ongepaste momenten naar buiten, bijvoorbeeld in de vorm van driftaanvallen of huilbuien.Sarah, geboren in 1935, woonde in Amsterdam en ging naar de openbare lagere school. Ze had vriendinnetjes en vriendjes, en voor de klas stond een lieve lerares. Maar de eerste oorlogsjaren stortte haar kinderwereld in. Het ene vriendinnetje na het andere mocht niet meer met haar spelen, en uiteindelijk moest ze van school. De lieve lerares keek toe en deed niets om haar te helpen.Na een korte onderduik werd Sarah verraden, opgepakt en met de trein naar Westerbork vervoerd. Over deze treinreis heeft Sarah voortdurend nachtmerries. Ze was getuige van de machteloosheid van de ouders, van een broertje dat niet ophield met huilen, en van een klein kindje dat uit de trein werd gegooid (waarschijnlijk in de hoop dat het zou worden gered). Dat deed haar vrezen dat ook zijzelf of haar broertje uit de trein zou worden gegooid. Vervolgens is het gezin naar Auschwitz vervoerd.Sarah is zonder de ouders en het broertje uit de oorlog teruggekomen. Ze heeft veel moeite om mensen te vertrouwen, is achterdochtig en gaat ervanuit dat mensen iets anders voorhebben dan ze zeggen. Ze is ongetrouwd en kinderloos gebleven. Met het openbaar vervoer reist ze nooit. Het liefst sluit ze zich op in huis. De oorlog heeft letterlijk invloed op alles en elke dag. David zoekt op zijn 79ste professionele hulp. Hij is al langer depressief, heeft slecht contact met zijn vrouw en kinderen, en voelt een sterk verlangen naar de dood. David is allergisch voor onrecht. De laatste tijd heeft hij in toenemende mate last van driftaanvallen en van een woede die hij niet onder controle krijgt. Die doet zich vooral voor in relatie tot autoriteiten, als David te maken krijgt met in zijn ogen ‘kleine’ mensen (personeel van de gezondheidszorg of ambtenaren achterloketten), die hun werk doen zonder erbij na te denken en zonder hun hart te gebruiken. David overleefde met zijn broer meerdere kampen. Kort na de oorlog is hij uit Nederland weggegaan omdat hij zich niet meer veilig voelde in het land waar hij, zijn ouders en grootouders zijn geboren en opgegroeid. Maar daarmee liet hij niet de woede achter zich over het onrecht dat de Joden is aangedaan, onder wie hijzelf en zijn directe familie. Tijdens de therapie komen langzaam maar zeker herinneringen uit de oorlogsjaren naar boven, waaronder die aan de treinreizen. De gevolgen van de oorlog zijn oneindig en ook de volgende generaties voelen nog dagelijks de invloed die deze oorlog heeft op hun leven. Het feit dat je eigen mensen, je mede burgers, de politie en ambtenaren je de rug toe keren en meewerken aan jouw ondergang is funest voor het verdere leven. Yaela Cohen-Kool Maatschappelijk werker, groepstherapeut en psychotherapeut 25 jaar werkzaam met en voor holocaust overlevenden Professioneel directeur Elah centrum in Israel